Interview met Mark Tijnagel, student Bodem, Water, Atmosfeer
“K3 wil waarde toevoegen aan de gebieden waar ze werken. Maar hoe kun je ‘waarde toevoegen’ op een objectieve manier bepalen? Daar heb ik me de afgelopen vier maanden mee bezig gehouden.” Mark Tijnagel, student Bodem, Water, Atmosfeer aan de Wageningen Universiteit ging in zijn afstudeeronderzoek voor ons op zoek naar een meetlat voor de landschappelijke waarde van gebieden.
Wat was precies je opdracht?
“K3 doet veel projecten, maar er is nog geen algemene toetsingsmanier om te bepalen of de projecten op landschappelijk niveau verbeterd zijn. De vraag van K3 was om te onderzoeken of ‘landschappelijke waarde’ meetbaar gemaakt kan worden en zo ja, hoe dit dus objectief gemaakt wordt. Nu is het nog vaak wat subjectief; smaak afhankelijk.”
Landschap klinkt ook wel als een lastig meetbaar begrip
“Dat is het ook. Er valt veel onder ‘landschap’. En ik ben ook diep in de theorie gedoken om tot goede ingrediënten te komen; objectieve begrippen die het begrip landschap goed aanduiden. Uiteindelijk kwam ik tot zes aspecten: ecologie, geohydrologie, recreatie, cultuurhistorie, archeologie en bodemgeografie. Dit zijn de aspecten die het begrip landschap vormgeven en onderbouwen.”
Kun je die begrippen uitleggen?
“Zeker! Ecologie houdt zich vooral bezig met natuurtypen en bijbehorende vegetatie. Geohydrologie houdt zich bezig met de grondwaterstromingen. Recreatie gaat om beleving; het aantal recreatieve elementen (bijvoorbeeld fiets- en wandelpaden) in het onderzoek. Cultuurhistorie zijn sporen, objecten en structuren die deel uitmaken van de leefomgeving en een beeld geven over de historische situatie en ontwikkelingen. Archeologie gaat om het bestuderen van oude overblijfselen in bijvoorbeeld de bodem. Bodemgeografie houdt zich bezig met de veranderingen in de bodem onder invloed van klimaat, geologie, reliëf, vegetatie en menselijke activiteiten.“
Wat is het uiteindelijke doel?
“Om een objectieve meetlat te ontwikkelen en de meetlat straks al voorafgaand aan de uitvoering in te kunnen zetten als een soort nulmeting. Maar ook om te bepalen in welke mate je landschappelijke waarde kunt toevoegen aan een gebied. Dat je bij de onderzoeken die je vooraf doet, deze meetlat meeneemt om ideeën te meten. En dat je achteraf ook meetbaar kunt maken in welke mate er verbeteringen door het werk in een gebied zijn aangebracht. Waar ik gedurende het onderzoek achter kwam, is dat K3 het misschien ook kan gebruiken bij het nader onderbouwen van hun projecten. Bijvoorbeeld bij een kwaliteitsmanagementcertificering per project.
Hoe ben je te werk gegaan?
“Kort gezegd ben ik eerst in de wetenschappelijke literatuur gedoken om tot een begripsbepaling te komen. Daarmee heb ik mijn meetlat opgezet. Vervolgens heb ik zes projecten van K3 langs die meetlat gelegd. Ik heb de meetlat dus ook al in de praktijk gebracht. Ik heb onderzoek gedaan in de Millingerwaard, Bemmelse Waard, Sandenburgerwaard bij Wijk bij Duurstede, Veenoordkolk bij Deventer, Erfkamerlingschap bij Herwen en de Koornwaard bij Heukelum, in de buurt van Leerdam. Voor mijn onderzoek was het opzetten van de methode het belangrijkste. De toets op deze zes gebieden was een mooie eerste praktijkmeting.”
En heb je je doel bereikt?
“Gedeeltelijk. Ik denk dat ik zeker een goede aanzet heb kunnen geven voor een objectievere meetlat. Maar het is nog een ietwat simpel model. Ik heb ook in mijn onderzoek aangegeven dat het goed zou zijn om het nog verder uit te breiden om het nog completer te maken. Bijvoorbeeld als het gaat om stikstofdepositie, een actueel thema. Ik denk dat je daar heel objectief naar kunt kijken. Uiteindelijk heb je ook altijd te maken met factoren van buitenaf die je niet in de hand hebt, maar die in projectgebieden wel hun invloed hebben. Je kunt niet alles in meetlatten gieten. Bijvoorbeeld periodes van droogte, of juist van hoogwater. Dat kan ervoor zorgen dat veel planten en dieren het niet redden. Maar dat heeft dan niets te maken met het werk van K3.”
Wat was voor jou de grootste uitdaging?
“Om het objectief te maken via een goed werkbare meetlat. Dat vroeg heel veel graafwerk in de theorie. Als het gaat om bijvoorbeeld geologie en ecologie is daar veel wetenschappelijke literatuur over te vinden. Maar cultuurhistorie en archeologie zijn lastiger. Dat wordt al snel subjectief. Maar het is al heel aardig gelukt!”
Het veld in, dat vind ik het leukst. In de praktijk kunnen bekijken wat je hebt geleerd en hebt opgezet. Dat wil ik straks ook in m’n werk: een mooie mix tussen binnen- en buitenwerk.
Meer weten over het onderzoek?
Mark, dank voor je inzet voor K3 en veel succes in je carrière! Meer weten over het onderzoek van Mark? Neem contact op met Iwan Reerink via i.reerink@k3.nl.